KDP-strijders hebben begin september zeven PKK’ers vermoord. Tenminste, dat zegt de PKK, en ze eist opheldering. De KDP ontkent. Eerder deze zomer kwamen vijf KDP’ers om en daarvoor zou de PKK verantwoordelijk zijn. De PKK ontkent en dringt aan op een onderzoek. Zo vliegen de beschuldigingen van geweld al maanden over en weer tussen de twee Koerdische groepen aan de Iraakse kant van de Turks-Iraakse grens. En terwijl Turkije het vuurtje oppookt, groeit onder Koerden de angst voor een intra-Koerdische oorlog. Hoe terecht is die angst? Komt er brakujî – broedermoord?
Tekst: Fréderike Geerdink. Fotografie: Fréderike Geerdink. Eindredactie: Tim Notten. Dit artikel is mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten.
This story is also available in English.
De strijders willen geen oorlog. Dat zag ik zelf, toen ik ze elkaar zag ontmoeten en samen thee zag drinken onder de walnotenbomen in de Qandil-bergen. Het was begin juli 2016, ik was net begonnen aan het jaar dat ik doorbracht bij de PKK om een boek over de organisatie te schrijven. Het kamp waar ik die zomer verbleef, lag ver van de frontlijnen van de oorlog. Strijders werkten er aan vertalingen van allerhande boeken, meestal van Turks naar Koerdisch, en in het leskamp, twintig minuten lopen verderop, kregen strijders en een handvol buitenstaanders zoals ik les in de Koerdische taal. Door gedwongen assimilatie kennen veel Koerden hun moedertaal niet, of slecht, en de PKK geeft ze de kans die alsnog te leren. Op het pad dat langs de rand van het kamp liep – redelijk ongebruikelijk want kampen worden meestal gebouwd op plekken waar burgers niet komen – was het redelijk druk omdat het Eid al-Fitr was, het feest dat de Ramadan afsluit, en mensen op familiebezoek gingen. Twee mannen in nette traditionele kledij groetten de guerrillastrijders, die hun thee aanboden.
De twee bleken peshmergastrijders van de KDP. Ze gingen zitten op plastic stoelen bij het vuurtje waar de thee op was gemaakt. Er ontspon zich een gesprek dat werd getekend door de verschillen tussen de peshmerga en de PKK. De ‘pesh’, in dienst van de KDP die sinds haar oprichting in 1946 wordt geleid door de Barzani-clan, hebben meestal de helft van de tijd dienst en verdienen daar een inkomen mee waarvan ze niet rond kunnen komen, en werken de andere helft van de tijd bijvoorbeeld als taxichauffeur. Ze hebben doorgaans een gezin. PKK’ers leven als guerrillastrijder, zonder gezin en zonder inkomen. De organisatie voorziet in alles wat ze nodig hebben.
Er waren nog nauwelijks spanningen toen. Het gesprek was amicaal, maar scherp. “Ik zou nooit”, zei de PKK’er, “zoals jij, voor een clan willen vechten. Het systeem waar jij je leven voor moet geven, onderdrukt ons allemaal.” De twee strijders-in-burger bestreden dat niet. Maar welke keus hadden ze? Eentje zei: “We hebben een gezin, we hebben het inkomen nodig.” Alles aan hun lichaamstaal zei: het is zoals het is. De PKK’er gedroeg zich een tikje arrogant. Híj streed alleen voor zijn volk, en voor niemand anders. Maar over één ding waren ze het ten diepste eens: het allerlaatste wat ze wilden, is ook maar één kogel gebruiken tegen elkaar.
=====
Het conflict dat nu tot een intra-Koerdische oorlog kan leiden, komt erop neer dat Turkije de ene Koerdische groep, de KDP, wil gebruiken om de andere Koerdische groep, de PKK, een kopje kleiner te maken. Turkije strijdt al sinds de vroege jaren tachtig tegen de PKK maar sinds vorig jaar heeft het Turkse leger er een schepje bovenop gedaan: het zet steeds meer gewapende drones in, is met verschillende grondoperaties in PKK-gebied bezig en breidt het aantal legerbases in de Koerdistan Region in Irak rap uit. De KDP, de partij in de Koerdistan Regio die het gebied waar de PKK zetelt officieel bestuurt, leunt economisch zwaar op Turkije, en KDP-leider Massoud Barzani heeft prima betrekkingen met president Erdoğan. Dus helpt de KDP Turkije in de oorlog tegen de PKK.
Dat komt, de PKK is een bedreiging voor zowel Turkije als de KDP. De PKK wil volledige politieke en culturele rechten voor de Koerden in Zuidoost-Turkije, en vergaande decentralisatie. Dat druist in tegen het centralistische, dictatoriale karakter van de Turkse staat. Maar de PKK verzet zich, met haar rots in het Marxisme, ook tegen de traditionele Koerdische clan-cultuur, waarin patriarchenburgers exploiteren. De KDP is er bij uitstek een representant van. De PKK zaagt niet direct aan de stoelpoten van de KDP, maar de economie van de Koerdistan Regio ligt op z’n gat en steeds meer burgers gaan de straten op om te demonstreren tegen de corruptie en het nepotisme van de KDP. De PKK, opgericht in 1978, wint aan populariteit.
Toevluchtsoord
Het is niet altijd zo geweest. In de jaren 80 streden de peshmerga van de KDP vanuit de bergen in het noorden van het land tegen de dictatuur van Saddam Hoessein, die de Koerden onderdrukte en zelfs onderwierp aan een genocidale campagne met gifgas. Over de grens, in Turkije, hadden de generaals in 1980 de macht gegrepen. Veel strijders van de nog jonge PKK, waaronder oprichter Abdullah Öcalan (die sinds 1999 een levenslange gevangenisstraf uitzit op een gevangeniseiland in de Marmarazee ten zuiden van Istanbul), waren voor de staatsgreep al naar Syrië en elders in de regio uitgeweken. Öcalan en Massoud Barzani, de zoon van KDP-oprichter Mullah Mustafa Barzani die in 1979 was overleden, kwamen overeen dat de PKK zich in de bergen kon vestigen. Sindsdien heet het gebied waar de PKK de dienst uitmaakt, dat langs de Iraanse en Turkse grens ligt, kortweg Qandil, naar één van de gebergtes daar. In die jaren streken ook Koerdische oppositiegroepen uit Iran in de bergen neer. Zij hadden de Iraanse revolutie van 1979 gesteund, maar de beloftes die hen waren gedaan over meer rechten werden niet nagekomen en de daaropvolgende Koerdische opstand was met veel geweld neergeslagen.
De bergen zijn al eeuwen zowel thuis als toevluchtsoord voor de Koerden.
Dat klinkt broederlijk en dat was het ook wel, maar in de jaren negentig begon de dynamiek te schuiven. De Koerden in Irak kwamen, daartoe aangespoord door de Amerikaanse president Bush, in opstand tegen Saddam Hoessein. Maar Saddam bleef. Zo’n twintigduizend Koerden vluchtten uit vrees voor Saddams wraak naar Turkije en Iran. De VS stelde daarop een no-fly zone in boven Noord-Irak om de Koerden te beschermen (en in het zuiden van het land om de Sjiieten te beschermen), waarna de vluchtelingen terugkeerden naar huis. Daarmee was de de-facto Koerdistan Regio geboren – en was de KDP ineens een partij met institutionele macht, in plaats van een rebellengroep.
In Turkije was ondertussen de hel losgebroken. De PKK had in 1984 de eerste aanslagen tegen de staat gepleegd. Omdat de groep zich ook verzette tegen Koerdische clanleiders die met de staat heulden tegen het eigen volk en de gewone Koerden arm hielden, won de PKK snel aan populariteit. Het Turkse leger ging meedogenloos tekeer, niet alleen tegen gewapende strijders maar ook tegen de bevolking. Vele honderden dorpen werden met de grond gelijkgemaakt, tienduizenden mensen raakten op drift en kwamen in armoedige omstandigheden in de grote steden terecht, duizenden activisten, politici, journalisten en gewone burgers werden vermoord of ‘verdwenen’.
Alliantie
De PKK moest kapot. Dat sloot mooi aan bij de wens van de KDP en een andere speler in de semiautonome regio Koerdistan, de PUK, de Patriottische Unie van Koerdistan, om het hele territorium van de Regio onder controle te krijgen. De PUK was in 1975 opgericht en is een afscheiding van de KDP. De Amerikaanse no-fly zone was nog niet ingesteld of de leiders van beide partijen, Massoud Barzani en Jalal Talabani, vlogen naar Istanbul om een alliantie te smeden met de Turkse staat. Gedrieën zouden ze de PKK eruit werken. Eind 1992 was het zover. De PKK werd flink in het nauw gedreven en moest verschillende regio’s in de bergen opgeven, maar zodra de oorlog over was, druppelden ze er weer binnen. Qandil is onherbergzaam en Turkije kon er lastig uit de voeten met hun leger dat vooral is getraind in conventionele oorlogsvoering.
De KDP en PUK vochten daarna, tussen 1994 en 1998, een oorlog uit om politieke maar zeker ook economische (olie!) macht. Sindsdien is de Koerdistan Regio, die in 2005 bestaansgarantie kreeg in de nieuwe Iraakse grondwet, verdeeld in een KDP-deel en een PUK-deel. De provincies Erbil en Duhok zijn KDP, Sulaymanya en Halabja zijn PUK. In de loop der jaren is de KDP voor haar overleving volledig afhankelijk geworden van Turkije, terwijl de PUK meer op Iran leunt. Qandil ligt (grotendeels) in KDP-gebied.
Van het scenario dat zich nu, een kwart eeuw na die laatste intra-Koerdische oorlog, ontvouwt, lukt het me niet de uitkomst te voorspellen. Draaien de huidige spanningen uit op een oorlog tussen de KDP en PKK, aangemoedigd door Turkije? Wordt het weer ‘brakujî’, broedermoord?
Solidariteit
Wat ik weet, echt zeker weet, is dat de Koerden het niet willen. Het volk, bedoel ik. Die mogen dan in vier verschillende landen wonen – Syrië, Irak, Iran en Turkije – met een flinke diaspora in vooral Europa en Noord-Amerika, de onderlinge solidariteit is zo groot en diep als de gedeelde pijn over de geschiedenis en de nog altijd voortdurende onderdrukking. Dat verschillende Koerdische groepen verschillende visies hebben over hoe Koerden eindelijk vrij kunnen worden, heeft broederschap nooit verzwakt. Brakujî is verraad.
Om die publieke opinie te versterken, lanceerde de Koerdische politieke beweging in Europa – die Öcalan hoog in het vaandel heeft – samen met lokale groepen in de Koerdistan Regio afgelopen juni een vredesinitiatief. Vanuit verschillende Europese landen vlogen er activisten naar Erbil. Er zouden in verschillende steden bijeenkomsten en persconferenties worden gehouden om de bijkans strijdende partijen op te roepen tot dialoog. Ik boekte een ticket naar Erbil om er verslag van te doen. Op het vliegveld van Düsseldorf, vanwaar betaalbare directe vluchten vertrekken, ontmoette ik al leden van de vredesdelegatie. De sfeer was goed, de verwachtingen hoog. Het sterkte me meteen in mijn idee dat als íemand een oorlog tussen Koerden zou kunnen voorkomen, het het Koerdische volk is.
Arzu Yılmaz is het met me eens. Ze is één van de experts die ik benader om mijn gedachten te scherpen. Ze is Alexander von Humboldt scholar aan de University van Hamburg, en doceerde in het afgelopen academisch jaar over Koerdistans positie en beleid in het Midden-Oosten aan de Kurdistan University of Hewlêr (de Koerdische naam van Erbil). Ze weet nog goed hoe ze een jaar of tien, twaalf geleden college gaf aan een andere universiteit in de Koerdistan Regio. Haar studenten wilden steeds maar Turks met haar oefenen, terwijl zíj, een Koerdische uit Ankara, nou juist het plaatselijke Koerdische dialect beter wilde leren. “Ze volgden Turkse series op TV”, zegt Yılmaz, “en keken op tegen Turkije.” Inmiddels is het sentiment grondig veranderd. Yılmaz: “Turkije is de plaats van ISIS als gedeelde vijand van alle Koerden aan het innemen.”
Offensief
Turkijes positieve imago onder jonge Koerden in de Koerdistan Regio in Irak brokkelde drama na drama af. 2014: Turkije kwam de Koerden niet te hulp toen ISIS in zijn snelle opmars gevaarlijk dichtbij Erbil kwam. 2015: Turkije stond pas na ferme internationale druk toe dat de peshmerga via Turks grondgebied naar Kobani in Noord-Syrië konden trekken om hun broeders van de YPG te helpen de belegering door ISIS te breken. 2018: Turkije bezette Afrin, een Koerdische enclave in Noordwest-Syrië. 2019: Turkije bezet de steden Girespi en Serekaniye (respectievelijk Tel Abyad en Ras Al-Ayn op het kaartje in de link, de Arabische namen), ook in Noord-Syrië. 2020: Turkije begint een nieuw offensief tegen de PKK in de bergen in het noorden van Irak, waarbij niet alleen de kampen van de PKK doelwit zijn maar ook Koerdische burgers omkomen.
Yılmaz’ huidige studenten zijn volwassen geworden in die jaren. Het is een bevolkingsgroep die ertoe doet, zegt ze: “Vergeet niet: zo’n zestig procent van de bevolking in de Koerdistan Regio is jonger dan dertig jaar.”
De leiders lijkende zwakste schakels. Belangen, macht, geld, allianties, posities in de grotere regio. De spanning mag dan hoog oplopen, academicus Arzu Yılmaz gelooft niet dat het oorlog wordt. Ze zegt: “De strijd tussen KDP en PKK is voor beide groepen ook een overlevingsstrategie. Zich afzetten tegen de PKK versterkt de KDP in de ogen van haar achterban, en voor de PKK geldt hetzelfde. Maar het is niet in het belang van beide groepen om een oorlog te voeren. Geen van tweeën zal daar als winnaar uitkomen. De verliezer is degene die als eerste schiet.”
Afstandje
Yılmaz waarschuwt ervoor je als Koerdistanwatcher te veel te laten leiden door de dagelijkse gekte van het nieuws en door commentaren en opinies op social media. “Onze gedachten worden gevormd door wat we onze oren, ogen en ons brein voeden. Ik kijk liever van een afstandje en ben dus niet actief op social media.” Wat ziet ze van dat afstandje? Yılmaz: “In de kern hebben de KDP en PKK zich al verenigd achter hetzelfde doel – of laat ik zeggen, achter een gezamenlijk doel. Dat doel is het implementeren van de Koerdische politieke wil in Koerdistan. Ze mogen dat doel dan anders invullen, ze zijn het er in de basis wel over eens dat het moet lukken niet elkaar te gaan bevechten.”
Die uitdrukking, ‘het implementeren van de Koerdische politieke wil’, doet recht aan de radicaal verschillende oplossingen die de KDP en PKK aandragen voor de problemen van de Koerden. De PKK, zoals gezegd met roots in het Marxisme, wijst de natiestaat principieel af. De Koerden, en met hen alle volkeren in het Midden-Oosten, zijn niet gebaat bij nog meer grenzen, en nog meer leiders die vooral hun eigen belangen dienen. Zij stellen een systeem voor van lokale democratie, dat ze ‘democratisch confederalisme’ noemen en waarbij de politieke, culturele en linguïstische rechten van alle gemeenschappen worden gerespecteerd.
De KDP streeft wel naar een natiestaat voor de Koerden en wil afscheiding van Irak – ze hielden er in 2017 nog een referendum over. Dat de PKK zulke, in de ogen van de PKK, achterhaalde concepten afwijst en wil ondermijnen, is een fundamentele bedreiging voor zowel Turkije als de KDP. Ook daar vinden Turkije en de KDP elkaar: ze streven naar het beschermen van de status-quo, denken in de bestaande structuren waar de PKK zich tegen verzet.
Arzu Yılmaz doet de boodschappen die PKK en KDP in de huidige spanningen naar buiten brengen, af als mediafrases. De KDP hamert erop dat de PKK de Koerdistan Regio moet verlaten zodat Turkije het geweld in de Koerdistan Regio kan staken. De PKK vindt dat de KDP de ‘heimelijke oorlog’ tegen de PKK (met omsingelingen van guerrillagebieden, het blokkeren van paden van PKK’ers, het delen van intelligence en het opstellen van strategische plannen met het Turkse leger) moet staken.
Mediaoorlog
Ik kan een eind met Yılmaz meegaan, zeker omdat de Koerdische media die verslag doen óf betaald worden door de KDP (met Rudaw en K24 als de belangrijkste) óf gelieerd zijn aan de PKK (zoals ANF en Mezopotamya Agency), maar tegelijkertijd twijfel ik. Die mediaoorlog, dat bespelen van de publieke opinie, is medebepalend voor de dynamiek. De spanningen lopen daadwerkelijk op, er is wederzijds geweld, de KDP ontkent niet met Turkije samen te werken. Yılmaz: “Gewapende confrontaties zullen onvermijdelijk zijn, zelfs in de nabije toekomst, maar wat ik zie is dat beide partijen het proberen te voorkomen. Een oorlog is het pas als ze elkaar de oorlog verklaren en er op meerdere fronten gevechten zijn. Dat gaat niet gebeuren.”
Voor de PKK is het een precair spel. Zij zitten in de verdediging en hebben al verschillende gebieden op moeten geven en het Turkse leger moeten dulden op bergtoppen die ze decennia in handen hebben gehad. Tegen Turkije vechten ze voluit en een oorlog die op nóg meer fronten gevoerd moet worden, is op geen enkele manier in haar belang. Als de KDP peshmerga naderen, trekken ze zich liever een stukje terug. Maar daar zit een grens aan: de guerrillagroep kan het zich niet permitteren zich tot een marginale positie in de bergen terug te laten duwen.
Ik stuur een bericht aan Zagros Hiwa, een van de woordvoerders van de PKK. Hij stelt: “De strijdkrachten van de KDP leveren logistieke steun en inlichtingen aan het binnenvallende Turkse leger. De KDP-strijdkrachten hebben guerrillagebieden omcirkeld en de wegen en ezelpaadjes afgesloten, zodat de guerrillastrijders zich niet meer kunnen bevoorraden. Ze willen deze gebieden isoleren en onze verplaatsingen aan banden leggen. Omdat de PKK vastbesloten is een intra-Koerdische oorlog te voorkomen, hebben de strijders confrontaties met de KDP-strijdkrachten vermeden. Maar als die strijdkrachten doorgaan met hun provocatieve acties, zijn clashes onvermijdelijk.” En wanneer breekt dat punt dan aan? Wanneer zal de PKK stoppen met zich terughoudend opstellen? Hiwa: “Dat punt is al gekomen.”
“De PKK moet geen rode lijn trekken die ze niet kan verdedigen”, zegt Diliman Abdulkader, één van de andere experts met wie ik uitgebreid praat. Hij is de medeoprichter van American Friends of Kurdistan (AFK), een belangenorganisatie die de relaties tussen de Koerden en de VS wil verstevigen en zetelt in Washington DC. Dat is wel wat de PKK nu doet, want, zegt hij: “De PKK is niet in de positie om Turkije en de KDP terug te duwen.” Dat klinkt alsof de situatie voor de PKK redelijk hopeloos is, maar zo bedoelt Abdulkader het niet. Hij zegt: “Koerden willen niet dat Koerden onderling vechten, en dat is ook de boodschap van de PKK aan burgers in het KDP-gebied. Hoe sterker de bevolking tegen oorlog is, hoe meer de KDP zich zal inhouden.”
Bloedvergieten
Abdulkader stelt dat de KDP de PKK zover wil krijgen Qandil te verlaten zonder bloedvergieten door directe confrontaties, zonder oorlog. “De KDP kan zeggen dat zij geopolitiek de bovenhand hebben. De PKK is een last voor de KDP want de aanwezigheid van de PKK zorgt voor geweld waarbij ook burgers omkomen door Turkse bommen, dus de PKK moet weg.” Logischerwijs zou je denken dat Turkije weg moet – immers, het is Turkije dat huishoudt in Koerdistan, terwijl de PKK er thuis is en nergens anders naartoe kan. Abdulkader, met Turkije’s NATO-lidmaatschap in gedachten: “Maar Turkije heeft in deze kwestie in principe de VS achter zich, want de VS beschouwt de PKK als terroristische organisatie. Daar heeft de PKK dus geen enkele steun van te verwachten. Dat feit gebruikt de KDP.”
“De KDP”, zegt Abdulkader, “moet oppassen zijn hand niet te overspelen. De partij is bezig zichzelf steeds dieper in te graven in een hol waar ze niet meer uitkomt. Ondanks de broederschap tussen Koerden, is de KDP vooral gericht op overleven als partij en als clan. Dat is altijd zo geweest. Ze helpen Turkije, maar het gaat ze ook om het controleren van gebied dat ze historisch als het hunne beschouwen.” Hij verwijst naar de oorlog tussen de KDP en PUK in de jaren 90, waarin de KDP nota bene de hulp inriep van Saddam Hoesseins leger en zo Erbil in handen kreeg. “Op de lange termijn verzwakt de partij zichzelf daarmee.”
Hij wijst erop dat de problemen van de Koerdistan Regio in Irak niet als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen in het hypothetische geval dat de PKK vertrekt: “De PKK eruit werken lost de corruptie niet op, de werkloosheid niet, de moeizame relaties met Bagdad niet. De huidige spanningen en eventuele clashes of oorlog betekenen alleen maar een verdere belasting van een samenleving die het toch al moeilijk heeft.” Dat wordt bevestigd door Wladimir van Wilgenburg, sinds jaren Nederlands journalist en analist in Erbil en auteur van ‘The Kurds of Northern Syria’. Ik neem contact met hem op om te vragen of het eigenlijk het gesprek van de dag is in Erbil en omstreken, die oplopende spanningen tussen KDP en PKK. Van Wilgenburg: “Nee. De mensen zijn bezig de eindjes aan elkaar te knopen, te proberen de rekeningen te betalen en brood te kopen.”
Diliman Abdulkader zegt iets dat zijn analyse nog dramatischer maakt: gebied dat de PKK verlaat komt niet onder controle van de KDP, maar van Turkije. Abdulkader: “De Turkse bases en militairen zullen niet vertrekken als de PKK er niet meer is. Dat moet de KDP onder ogen zien. Sterker nog: Turkije zal de militaire aanwezigheid in de Koerdistan Regio alleen maar uitbreiden, tot in PUK-gebied aan toe, want de PUK is verdeeld en verzwakt en de KDP zal daar meer invloed krijgen. Als dit zo doorgaat, heeft Turkije over tien jaar ook militaire bases in Sulaymanya en Halabja.” En hij doet er nóg een schepje bovenop: “Als Turkije land bezet, blijft ze. Kijk maar naar Cyprus, naar Afrin, naar Girespi en Serekaniye. En meer dan dat: Turkije kijkt met een schuin oog naar andere steden in Irak, buiten de Koerdistan Regio. Mosul, Shengal, Kirkoek.”
Zonder al te diep op die dynamiek in te gaan, is het belangrijk te noemen dat Irak niet in staat is haar soevereiniteit te beschermen. Dat werd eind augustus pijnlijk duidelijk toen een journalist de Iraakse Minister van Defensie Juma Inad vragen stelde over de voortdurende Turkse militaire operaties op Iraaks grondgebied: Inad ontstak in woede, noemde de Turkse luchtaanvallen en grondoperaties een ‘gerechtvaardigde schending’ van de soevereiniteit. Alleen de machtsbalans tussen Turkije en Iran houdt Turkije voorlopig weg van Iraaks grondgebied buiten de Koerdistan Regio: door Iran gesteunde milities, min of meer verenigd onder de naam Hashd Al-Shabi (of: Popular Mobilisation Forces, PMF), hebben een stevige aanwezigheid in de steden waar Turkije graag zijn invloed wil vergroten onder het mom van terrorismebestrijding (Shengal) of het beschermen van de Turkmeense gemeenschap (Kirkoek).
Doodsbang
Waar Arzu Yılmaz en Diliman Abdulkader van mening verschillen, is de oprechtheid van de afkeer van beide partijen om elkaar gewapend te lijf te gaan. Yılmaz gelooft dat er weinig lust tot geweld overblijft als de schil van retoriek wordt afgepeld. Abdulkader gelooft dat de PKK oprechter is in de wens een intra-Koerdische oorlog te voorkomen: “De KDP verliest de verbinding met de werkelijkheid. Ik noem ze paranoïde. Doodsbang hun macht kwijt te raken. Maar het volk ziet dat steeds beter.”
Bij aankomst op het vliegveld van Erbil, na de paspoortcontrole en toen we de vredesactivisten en ik onze bagage al van de band hadden geplukt, werden we tegengehouden. Ik probeerde rustig te blijven maar schoot uit mijn slof. Zo ziedend was ik, dat ik de beveiligers uitdagend vroeg hoe dat nou voelde, om als Koerd bevelen aan te nemen van de Turkse president Erdoğan. Of ze het éérvol vonden om precies te doen wat Turkije van ze wilde, namelijk niet alleen mij, een journalist, de toegang te ontzeggen, maar ook een delegatie die de Koerdische dialoog kwam bepleiten. Erdoğan zou wel trots op ze zijn!
Die beveiligers lieten zich natuurlijk niet uitdagen. Ze lieten thee aanrukken terwijl de vredesdelegatie en ik, in totaal tussen de twintig en dertig mensen, in een zaal op de onderste verdieping van het vliegveld wachtten tot we op verschillende vluchten terug naar Europa zouden worden gezet. De sfeer was activistisch en gemoedelijk tegelijk, de omgang met de bewakers beleefd, al scheen de agitatie er doorheen. We mochten kiezen welke route we naar Europa wilden nemen en steeds vertrok er een groepje. De late vliegers, waaronder ik, kregen kip en rijst en salade. Vlak voor ik aan boord ging van de vlucht via Dubai naar Amsterdam, kreeg ik mijn paspoort terug, een papiertje erin dat mijn coronatest bij binnenkomst negatief was. Het plan een verhaal te maken over een vredesmissie in Koerdistan, was mislukt.
De KDP is voor journalisten die geen langdurig goede relatie met de partij hebben niet bereikbaar voor commentaar/interviews.
Alle foto's genomen in de bergen in de zomer van 2016. Copyright tekst en foto's: Fréderike Geerdink.